Naar inhoud

Door aankomende wetswijzigingen kan het volume aan vertalingen in strafzaken substantieel toenemen.

Het wetsontwerp houdende verdere omzetting van de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures is op 27 maart 2024 aangenomen door de commissie Justitie. Naar aanleiding van de behandeling door de Kamercommissie Justitie van dit wetsontwerp heeft de BBVT op 18 maart 2024 een advies uitgebracht, dat door het secretaraat van de commissie ter beschikking is gesteld van de volksvertegenwoordigers.

Het wetsontwerp houdende verdere omzetting van de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures is op 27 maart 2024 aangenomen door de commissie voor Justitie.

De wijzigingen hebben onder andere betrekking op de verschuiving naar een proactieve houding van de gerechtelijke autoriteiten om ervoor te zorgen dat een persoon die de taal van de procedure niet verstaat, kan beschikken over de vertaling van documenten die essentieel zijn voor de procedure, om zijn recht op een eerlijk proces te waarborgen. De inwerkingtreding van de wetswijzigingen zou het volume aan vertalingen in strafzaken substantieel kunnen doen toenemen.

Na de paasvakantie moet er nog over het wetsontwerp worden gestemd in de plenaire zitting. Onze leden kunnen hier de tekst van het wetsontwerp dat is aangenomen door de commissie Justitie raadplegen alsook de memorie van toelichting van minister Van Tigchelt.

Naar aanleiding van de behandeling door de Kamercommissie Justitie van dit wetsontwerp heeft de BBVT op 18 maart 2024 een advies uitgebracht, dat door het secretaraat van de commissie ter beschikking is gesteld van de volksvertegenwoordigers. U vindt hieronder de volledige tekst van het advies van de Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken.

 

Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken

Union professionnelle des traducteurs et interprètes jurés

de Biolleylaan 98, 1150 Sint-Pieters-Woluwe

contact@bbvt.be                contact@uptij.be

 

Advies d.d. 18 maart 2024 uitgebracht door:

de Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken (BBVT-UPTIJ)

naar aanleiding van de behandeling door de Kamercommissie Justitie van:

het ontwerp van wet houdende verdere omzetting van de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, van de Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures en van de Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming.

 

Inleiding

De Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken is een erkende beroepsorganisatie die ruim 400 leden telt, allen actief als beëdigd vertaler, beëdigd tolk of beëdigd vertaler-tolk en opgenomen in het nationaal register van gerechtsdeskundigen, beëdigd vertalers, beëdigd tolken en beëdigd vertalers-tolken. Daarmee is het de meest representatieve en grootste vertegenwoordiging van de beroepen beëdigd vertaler, beëdigd tolk of beëdigd vertaler-tolk in België. De leden komen uit de verschillende arrondissementen van het land. Iets meer dan 60% van hen zijn Nederlandstalig, een kleine 40% Franstalig.

Dit advies wordt uitgebracht ten behoeve van de behandeling van voornoemd ontwerp van wet door de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het heeft betrekking op het ontwerp van wet houdende verdere omzetting van de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, van de Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures en van de Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming.

De Beroepsvereniging Beëdigd vertalers en Tolken stelt tevreden vast dat voorliggend wetsontwerp beoogt tegemoet te komen aan het gemotiveerd advies van de Europese Commissie van 26 januari 2023 inzake de omzetting naar nationaal recht van de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures door de Belgische wetgeving aan te passen aan de door de Europese Commissie vastgestelde gebreken. We betreuren wel dat het voorontwerp van wet, waarover de OVB blijkbaar al op 10 oktober 2023 een advies kon uitbrengen aan toenmalig voogdijminister van Quickenborne, niet eerder door de beleidscel van de minister voor advies werd voorgelegd aan onze, door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO erkende beroepsorganisatie voor de sector van beëdigd vertalers en tolken. Om die reden kunnen we nu pas op de valreep de aandacht van beleidsverantwoordelijken vragen voor enkele punten uit het wetsontwerp.

 

1. Een basiskennis van de procestaal of de derde taal volstaat niet. De verdachte/beklaagde moet de taal van zijn keuze kunnen gebruiken om zijn rechten van verdediging ten volle uit te oefenen

Artikel 3, 1° van het ontwerp luidt: ““Vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een verdachte, die de taal van de procedure niet spreekt of verstaat, met inbegrip van de verdachte die lijdt aan spraak -en gehoorstoornissen, wordt hem voorafgaand aan het eerste verhoor gevraagd in welke taal die hij verstaat hij wenst te worden bijgestaan voor het verdere verloop van de rechtspleging door een tolk en de vertaling wenst te bekomen van relevante passages van, in voorkomend geval, het bevel tot aanhouding of het Europees aanhoudingsmandaat, de dagvaarding en de rechterlijke uitspraak.”

Overweging 22 van Richtlijn 2010/64/EU stelt dat de vertolking en vertaling moet gebeuren in de moedertaal van de verdachte of beklaagde of in een andere taal die hij spreekt of verstaat, zodat hij zijn recht van verdediging volledig kan uitoefenen en zodat het eerlijk verloop van de procedure wordt gegarandeerd.

In de praktijk zien we dat bij politieverhoren verdachten relatief vaak niet in hun moedertaal worden verhoord, maar in een derde taal (ook wel: contacttaal). In de eventuele latere procedure voor de rechtbank ook. Dit gebeurt courant wanneer er voor de moedertaal geen of nauwelijks tolken beschikbaar zijn. Er moet ook rekening worden gehouden met mogelijke dialecten en lokale en nationale varianten van een bepaalde taal.

Wat betreft het gebruik van een derde taal bij de vertolking en vertaling wijzen we erop dat in het arrest Vizgirda t/Slovenië van 28 augustus 2018 het Europees Hof van de Rechten van de Mens aangeeft dat de nationale rechtscolleges moeten beoordelen of het cruciaal is voor het recht op een eerlijk proces dat de verdachte bijstand krijgt van een tolk, zelfs indien de verdachte hier niet expliciet om heeft verzocht. Wanneer er een vermoeden is dat de verdachte niet voldoende vaardig is in de procestaal, dient hij te worden bijgestaan door een tolk. Indien de tolk een derde taal hanteert, moet ook worden nagegaan of de verdachte deze derde taal wel effectief machtig is. Het Hof specifieert dat een basiskennis van de procestaal of de derde taal niet volstaat; de verdachte moet in de mogelijkheid zijn om zijn recht op verdediging ten volle uit te oefenen. Het laat het aan de lidstaten over om de concrete uitvoering van artikel 6 EVRM in te vullen, maar stelt een systeem van open vragen voor om te oordelen over de verdachte zijn taalbehoeften.

“As shown by the above examples from the Court’s case-law, it is incumbent on the authorities involved in the proceedings, in particular the domestic courts, to ascertain whether the fairness of the trial requires, or has required, the appointment of an interpreter to assist the defendant. In the Court’s opinion, this duty is not confined to situations where the foreign defendant makes an explicit request for interpreting. In view of the prominent place held in a democratic society by the right to a fair trial (see Hermi, cited above, § 76, and Artico v. Italy, 13 May 1980, § 33, Series A no. 37), it arises whenever there are reasons to suspect that the defendant is not proficient enough in the language of the proceedings, for example if he or she is neither a national nor a resident of the country in which the proceedings are being conducted. A similar duty arises when a third language is envisaged to be used for the interpreting. In such circumstances, the defendant’s proficiency in the third language should be ascertained before the decision is taken to use it for the purposes of interpreting.”

https://hudoc.echr.coe.int/eng#{%22languageisocode%22:[%22ENG%22],%22appno%22:[%2259868/08%22],%22documentcollectionid2%22:[%22CHAMBER%22],%22itemid%22:[%22001-185306%22]}

Wat betreft de evaluatie van de noodzaak aan vertolking en de noodzaak aan vertaling, wijzen we alle betrokkenen binnen Justitie en de politiediensten op een goede praktijk in Angelsaksische landen, een tabel voor taalidentificatie die kan worden voorgelegd aan verdachten. Hierbij een voorbeeld uit het Verenigd Koninkrijk: https://www.nrpsi.org.uk/news-posts/Language-Identification-Chart.html

We wijzen er ook op dat de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (art. 31) stelt dat de partijen die persoonlijk verschijnen in al de ondervragingen van het opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek, alsmede voor de onderzoeks- en vonnisgerechten, de taal van hun keuze gebruiken voor al hun mondelinge verklaringen. Deze bepaling gaat verder dan Richtlijn 2010/64/EU: de partij, dus ook een verdachte, kan meteen vanaf  ondervragingen van het opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek de taal van zijn keuze gebruiken. Dit impliceert dat dit ook de moedertaal van verdachte dient te zijn indien de verdachte die keuze wil maken. Of eender welke andere taal die de verdachte mogelijks vlotter dan zijn moedertaal spreekt en begrijpt om effectief zijn recht op verdediging te kunnen uitoefenen. 

 

2. Een beperking van het recht op vertaling is een beknotting van de rechten van de anderstalige

Artikel 6 EVRM bevat niet expliciet het recht op (schriftelijke) vertaling, maar richtlijn 2010/64/EU geeft aan dat de verdachte of beklaagde wel degelijk, en binnen een redelijke termijn, het recht heeft op vertaling van alle essentiële processtukken ter garantie van het recht van verdediging en een eerlijk procesverloop (art. 3.1). Deze essentiële processtukken omvatten alleszins de beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen (art. 3.2). De termijn wordt bepaald door het nationale recht.

Het ontwerp van wet voorziet enkel in het recht op vertaling van de relevante passages. Dit is op zich niet strijdig met Richtlijn 2010/64/EU: “Onderdelen van essentiële processtukken die niet relevant zijn om de verdachte of beklaagde in staat te stellen van de zaak tegen hem kennis te laten nemen, hoeven niet te worden vertaald” (artikel 3.4). Het betreft niettemin een minimale invulling van het recht.

Artikel 3.7 laat een mondelinge vertaling of samenvatting toe van essentiële documenten, op voorwaarde dat deze mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting het eerlijke verloop van de procedure onverlet laat. De vraag rijst hoe men hierover kan oordelen.

Artikel 3.5 vermeldt bovendien dat de betrokkene het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertaling van processtukken of onderdelen daarvan nodig is: “De lidstaten zorgen ervoor dat de verdachte of beklaagde, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertaling van processtukken of onderdelen daarvan nodig is en, wanneer een vertaling is verstrekt, de mogelijkheid om een klacht te formuleren dat de kwaliteit ervan onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.”

Overweging 30 van Richtlijn 2010/64/EU stelt dat het naast de bevoegde autoriteiten ook mogelijk moet zijn om op verzoek van de verdachte of diens advocaat te beslissen welke andere processtukken essentieel zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen en bijgevolg eveneens moeten worden vertaald. De bevoegde autoriteiten besluiten per geval of andere processtukken essentieel zijn. De verdachte of beklaagde of zijn raadsman kan een met redenen omkleed verzoek met deze strekking indienen (art. 3.3).

We betreuren dat deze mogelijkheden (het aanvechten van een besluit waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertaling van processtukken of onderdelen daarvan nodig is; de mogelijkheid om een klacht te formuleren dat de kwaliteit van een verstrekte vertaling onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen) niet worden voorzien door het ontwerp van wet. Ook de memorie van toelichting zegt hier niets over.

De verantwoordelijkheid om te bepalen of een stuk al dan niet essentieel is, rust volgens de richtlijn op de bevoegde overheden. Daarnaast is het ook hun keuze om vast te stellen welke documenten moeten worden vertaald, en of dit ook mondeling kan. We beseffen dat de verplichting tot vertaling ook meer administratief werk voor justitie zal betekenen en meeruitgaven voor de post gerechtskosten in strafzaken zal genereren.

Het trachten te beperken van het recht op vertaling is echter een beknotting van de rechten van de anderstalige. Deze kan de inhoud van een stuk mogelijk veel beter begrijpen via een schriftelijke vertaling dan bij louter een mondelinge vertaling, zeker wanneer hij het daarenboven zou moeten stellen met een samenvatting.

In de Belgische wetgeving zijn er een aantal bepalingen rond het recht op vertaling die verder gaan dan het EVRM en de bewuste  EU-richtlijn. Die rechten kunnen niet worden beperkt volgens de eerder genoemde non-regressieclausule. Zo voorziet artikel 22 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken dat de verdachte, de beklaagde, de veroordeelde of de burgerlijke partij die de taal van de procedure niet verstaat, de onderzoeksrechter of het openbaar ministerie, naargelang van de stand van de procedure, kan verzoeken om de vertaling naar een taal die hij of zij verstaat van andere documenten dan deze waarvan reeds in de vertaling wordt voorzien in het Wetboek van strafvordering. De vertaling wordt beperkt tot de passages van het dossier die essentieel zijn om te waarborgen dat de verzoeker zijn rechten effectief kan uitoefenen. De vertaling wordt verstrekt binnen een redelijke termijn. Hetzelfde recht wordt erkend, voor de rechtscolleges in hoger beroep, voor stukken waar nog geen vertaling voor werd gevraagd. De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat.

We wijzen erop dat in het verwijzingsarrest Sleutjes het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat essentiële processtukken in een strafprocedure die aan een persoon in een andere lidstaat worden betekend, vertaald moeten zijn in een taal die de betrokkene machtig is.

We wijzen ook op het dictum van het arrest Sleutjes van het Europees Hof van Justitie: “Artikel 3 van richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures moet aldus worden uitgelegd dat een rechtshandeling zoals een beschikking die krachtens het nationale recht kan worden uitgevaardigd om kleinere strafrechtelijke inbreuken te bestraffen en die door een rechter na afloop van een vereenvoudigde eenzijdige procedure wordt gegeven, een „essentieel processtuk” in de zin van lid 1 van dit artikel vormt, waarvan overeenkomstig de in die bepaling gestelde formele vereisten een schriftelijke vertaling moet worden bezorgd aan de verdachte of beklaagde die de taal van de betrokken procedure niet begrijpt, zodat deze zijn recht van verdediging kan uitoefenen en het eerlijke verloop van de procedure wordt gewaarborgd.”

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?docid=195435&mode=req&pageIndex=1&dir=&occ=first&part=1&text=&doclang=NL&cid=1363501

Bijgevolg rijst de vraag of ook voorstellen tot een minnelijke schikking, opgelegd door het openbaar ministerie, waarbij aan een verdachte wordt voorgesteld een bepaald bedrag te betalen, waardoor de strafvordering definitief komt te vervallen en de verdachte niet voor de strafrechter dient te verschijnen, niet moeten worden beschouwd als essentiële processtukken waarvan een vertaling zou moeten worden verstrekt.

 

3. Wie zal de vertalingen maken?

Het is opvallend dat in heel het ontwerp van wet de functie van beëdigd vertaler(-tolk) nergens wordt vermeld. We wijzen erop dat de Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures in artikel 5, lid 2 ook bepaalt dat, om adequate vertolking en vertaling en efficiënte toegang hiertoe te bevorderen, de lidstaten streven naar de instelling van een register of registers van onafhankelijke vertalers en tolken die naar behoren zijn gekwalificeerd. In België leidde dit tot de oprichting van een nationaal register van gerechtsdeskundigen en van beëdigd vertalers, beëdigd tolken en beëdigd vertalers-tolken. Bij de lancering ervan stelde toenmalig minister van Justitie in een persbericht van 25 november 2016: “Een nationaal register zal ervoor zorgen dat justitie een kwaliteitslabel instelt voor zijn gerechtsdeskundigen en vertalers-tolken. Een moderne justitie waarin de burger vertrouwen stelt, vraagt om transparantie en de inzet van onpartijdige en kwaliteitsvolle experten en tolken en vertalers.”

We wijzen ook op het dictum van het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C‑564/19:

“Artikel 5 van richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten ertoe verplicht concrete maatregelen te nemen om te verzekeren dat de kwaliteit van de verstrekte vertolking en de opgestelde vertalingen voor de verdachte of beklaagde toereikend is om de tegen hem ingebrachte beschuldiging te kunnen begrijpen en dat deze vertolking door de nationale rechterlijke instanties kan worden gecontroleerd.

Artikel 2, lid 5, van richtlijn 2010/64, artikel 4, lid 5, en artikel 6, lid 1, van richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures, gelezen in het licht van artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een persoon bij verstek wordt veroordeeld wanneer hij wegens een ontoereikende vertolking niet in een taal die hij begrijpt in kennis is gesteld van de tegen hem ingebrachte beschuldiging, of wanneer de kwaliteit van de verstrekte vertolking niet kan worden bepaald en het dus onmogelijk is om vast te stellen dat hij in een taal die hij begrijpt in kennis is gesteld van de tegen hem ingebrachte beschuldiging.”

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=4AEC7F15876219BF8A0EC392748CE711?text=&docid=249861&pageIndex=0&doclang=NL&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=164359

Het is duidelijk dat de kwaliteit van de verstrekte vertolking en de opgestelde vertalingen voor een verdachte en een beklaagde toereikend moet zijn om het recht of informatie in strafprocedures en dus het recht op een eerlijk verloop van de strafprocedure en een eerlijk proces te garanderen. Om die reden bevelen wij aan dat de vertalingen van de relevante passages van de essentiële processtukken die automatisch zullen worden bezorgd, steeds worden uitgevoerd door een beëdigd vertaler of beëdigd vertaler-tolk, opgenomen in voormeld nationaal register, voor talencombinaties waarvoor er beëdigd vertalers of beëdigd vertalers-tolken beschikbaar zijn in dat register.    

 

4. Aanvang verhoor

De voorgenomen wetswijziging van artikel 2bis, §3 van de Wet op de Voorlopige Hechtenis, bestaat uit de vermelding dat het verhoor geen aanvang kan nemen zonder de effectieve bijstand van een advocaat, ook niet als de advocaat niet binnen de twee uur ter plekke aanwezig is en het vertrouwelijk overleg al telefonisch is verlopen: In het kader hiervan willen we erop wijzen dat tolken die voor verhoren worden opgeroepen en na aankomst om reden buiten hun wil nog moeten wachten op de aanvang van het verhoor (omdat er nog gewacht moet worden op de aankomst van een advocaat of omdat de politie nog niet klaar is om het verhoor aan te vangen), enkel een wachtvergoeding ontvangen, die 40% lager ligt dan de effectieve vergoeding voor tolkprestaties. ’s Nachts en in het weekend is die wachtvergoeding niet onderhevig aan een verhoging. We vragen dan ook dat ermee rekening wordt gehouden dat tolken niet willen worden gevorderd om zwaar onderbetaald te wachten, maar om een tolkprestatie te leveren.

 

5. Verhoging budget gerechtskosten onvermijdelijk

We willen de beleidsverantwoordelijken er tot slot op wijzen dat er ontegensprekelijk ook een prijskaartje hangt aan de uitvoering van dit wetsontwerp. Naar aanleiding van (de eerste fase van) de omzetting van de Europese richtlijn 2010/64/EU in 2016 werd in een projectaanvraag uit 2013 van de KU Leuven in samenwerking met de FOD Justitie bij de Europese Commissie - “lmproving Cost-Efficiency of Legal Translation” becijferd dat de toename van vertaal- en tolkkosten door de invoering van deze Europese richtlijn kan leiden tot meer dan een verdubbeling van de huidige noden. Na de inwerkingtreding van de wetswijzigingen van 2016 was het effect van meeruitgaven nog minimaal. Dit keer zou het volume aan vertalingen echter substantieel kunnen  toenemen.

We kunnen daarin ook het advies van het College van procureurs-generaal en het openbaar ministerie van 4 april 2016 bijtreden, dat stelde: “Er kan bovendien met recht en reden worden aangenomen dat de inwerkingtreding van Europese richtlijn 2010/64/EU tot vaststelling van minimumnormen betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, het budget voor tolken en vertalers des te meer onder druk zal zetten.

Om die reden bevelen we aan dat de beleidsverantwoordelijken bij komende regeerakkoorden en begrotingen rekening zullen houden met een te verwachten hoger volume aan vertalingen in het kader van gerechtskosten in strafzaken. Ook moet de functie van beëdigd vertaler, beëdigd tolk en beëdigd vertaler-tolk voldoende aantrekkelijk worden gemaakt, zodat de FOD Justitie kan beschikken over voldoende en gemotiveerde prestatieverleners om de bewuste vertalingen en tolkopdrachten uit te voeren. Het budget voor de  begrotingspost gerechtskosten in strafzaken zal dan ook substantieel verhoogd moeten worden.  

 

- Einde van het advies van de Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken -

Gepubliceerd op
08/04/2024
Sociale media
Copyright 2024 BBVT