Naar inhoud

Opname in register is een lachertje: gerechtstolken en -vertalers niet onderworpen aan screening

Persbericht van de Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken (BBVT)

De invoering van een nationaal register zou de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de betrouwbaarheid van beëdigd vertalers en tolken ten goede moeten komen. Het doel was tijdens het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek, of wanneer een verdachte is aangehouden, snel een beroep te kunnen doen op een tolk of een vertaler waarvan vaststond dat hij bekwaam en onafhankelijk was. De wet die dat register opricht is in voege sinds 1 december 2016, maar het ontbreekt nog altijd aan de nodige uitvoeringsbesluiten. Dit heeft de FOD Justitie gedwongen om op een creatieve manier een tussenoplossing te zoeken. Zo kunnen vertalers en tolken die al werkzaam waren voor Justitie vóór 1 december 2016, zich ten voorlopige titel registreren in het nationaal register. Het belang van de controle op de voorwaarden bij de opname is duidelijk onderschat. Het koninklijk besluit voor de oprichting van een aanvaardingscommissie, die de naleving van toetredingsvoorwaarden regelt, is nog steeds niet gepubliceerd. Hierdoor verliest het nationaal register iedere geloofwaardigheid. De Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken (BBVT) vraagt zich af of wel voldoende middelen worden ingezet om dit register te ontwikkelen.

Onduidelijkheid en onzekerheid

Een wetswijziging heeft sinds 10 juni 2017 de oude eedformule voor tolken opgeheven. Sindsdien was het voor vele hoven en rechtbanken onduidelijk of een tolk de oude eed, de nieuwe of beide moet afleggen. Geïnterpelleerd door volksvertegenwoordiger Sonja Becq (CD&V) gaf minister van Justitie Koen Geens op 7 februari 2018 aan dat voor vertalers en tolken die niet in het nationaal register zijn ingeschreven, is bepaald dat zij voor elke prestatie afzonderlijk de eed moeten afleggen, zoals ook bepaald in omzendbrieven van het openbaar ministerie. Die omzendbrieven gaven aan dat er vragen kunnen rijzen met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de eed die tolken en vertalers moeten afleggen. De BBVT waarschuwde al in januari 2017 en nogmaals in juni 2017 voor de mogelijke nefaste gevolgen voor alle gerechtelijke onderzoeken en procedures met een tolk sinds 1 december 2016.

Niemand minder dan de federale procureur wierp in het PKK-dossier voor het Hof van Cassatie op dat de rechtspleging nietig is doordat een tolk op de openbare rechtszitting van 27 juni 2017 de door het afgeschafte artikel 282 Wetboek van Strafvordering bedoelde eedformule heeft afgelegd en niet de verplichte door artikel 27 Wet Register Deskundigen en Tolken bedoelde eed, die na de opdracht moet worden afgelegd. Overigens bepaalt artikel 31 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken dat partijen, die de taal van de procedure niet verstaan, worden bijgestaan door een beëdigd tolk die alle mondelinge verklaringen vertaalt. Artikel 40 van dezelfde wet bepaalt dat die regel is voorgeschreven op straf van nietigheid die ambtshalve door de rechter wordt uitgesproken. Het is bekend dat volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie, verklaringen in een proces-verbaal nietig zijn zodra het proces-verbaal vermeldt dat het verhoor met behulp van een tolk heeft plaatsgevonden, doch zonder dat werd vastgesteld dat het om een ‘beëdigde’ tolk ging

Het Hof van Cassatie sprak zich inmiddels in zijn arrest van 13 februari 2018 als volgt uit over dat middel: “Een door een tolk afgelegde eed is regelmatig, ook als die eed niet letterlijk wordt afgelegd in de door artikel 27 Wet Register Deskundigen en Tolken voorgeschreven bewoordingen, voor zover de afgelegde eed eenzelfde betekenis heeft als de voorgeschreven eed en aan de tolk dezelfde verplichtingen oplegt. (…) De beide eedformules, hoewel niet identiek, hebben dezelfde strekking en leggen aan de tolk dezelfde verplichtingen op.”

Niemand in België beëdigd

Ondertussen deed de BBVT navraag over de eedaflegging bij het College van de hoven en rechtbanken. Uit het antwoord van dat College blijkt dat men daar niet het standpunt volgt dat vertalers en tolken, die voorlopig zijn ingeschreven, de eed niet meer moeten afleggen. Voor het College is alleen wie definitief is ingeschreven in het register, beëdigd vertaler/tolk. Het College stelt duidelijk dat de essentie van het nationaal register voor beëdigd vertalers en tolken is dat alleen wie definitief is ingeschreven, en dus aan de wettelijke voorwaarden voldoet en beëdigd is door de eerste voorzitter van het hof van beroep, de titel van beëdigd vertaler/tolk mag dragen en vrijgesteld is van de eedaflegging per prestatie. Het College wijst er ook op dat ook mensen zijn ingeschreven die niet beëdigd waren door een voorzitter van een rechtbank, omdat zij op een andere manier hun prestaties vóór 1 december 2016 konden bewijzen.

Dit houdt in dat momenteel niemand in België permanent “beëdigd” is als vertaler of tolk. Wie voorlopig is ingeschreven, mag de titel van beëdigd vertaler of tolk enkel voeren voor een specifieke opdracht en moet per prestatie een eed afleggen. Zelfs wie ooit een eed heeft afgelegd voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, moet thans voor iedere prestatie de eed afleggen.

De Kamercommissie voor de Justitie besprak op 27 maart 2018 een wetsaanpassing zodat de tolken binnenkort de eed zullen kunnen afleggen vooraleer zij hun opdracht aanvatten. Ook de eed voor vertalers wordt aangepast.

Geen enkele vorm van controle

De BBVT deed ook navraag bij het Directoraat-generaal rechtelijke organisatie en de Dienst nationale registers. De antwoorden leren ons dat het nationaal register van beëdigd vertalers en tolken, met op dit moment enkel voorlopige inschrijvingen, niet aangeeft of een geregistreerd vertaler of tolk daarnaast ook nog actief is als politieambtenaar of advocaat.

Voorts is niemand die ‘ten voorlopige titel’ is opgenomen in het nationaal register, gescreend op moraliteit of betrouwbaarheid. Voor alle voorlopige inschrijvingen (sinds 1 december 2016) van vertalers, tolken en deskundigen is er geen moraliteitsonderzoek gebeurd door het openbaar ministerie of door de politie. Deze kwestie is binnen de FOD Justitie zelfs nog niet formeel besproken! Het is allerminst uitgesloten dat er niet alleen politieambtenaren of advocaten tussen zitten, maar ook vertalers en tolken die in een recent of verder verleden in een bepaald arrondissement geschrapt waren (op initiatief van de voorzitter van de rechtbank), zelfs gekend zijn bij de politie, wie weet zelfs een correctioneel strafblad hebben … Er is gewoon geen enkele vorm van controle op!

Artikel 20 van de wet op het nationaal register stipuleert nochtans dat de minister [van Justitie] of de door hem gemachtigde ambtenaar inlichtingen inwint omtrent de moraliteit van de kandidaat beëdigd vertaler of tolk en zijn beroepsbekwaamheid bij het openbaar ministerie en de gerechtelijke of andere autoriteiten waarvoor hij eventueel reeds is opgetreden. De wet voorziet indien nodig zelfs een veiligheidsadvies.

Op zich is dat de logica zelve wanneer we weten dat beëdigd vertalers en tolken een functie uitoefenen waarin vertrouwelijkheid van cruciaal belang is. Vaak hebben zij toegang tot gevoelige en geheime informatie. Ze worden ingezet vanaf de prille onderzoeksfase – tijdens politieverhoren, maar ook tijdens het vertrouwelijk overleg van verdachten met hun raadsman, bij telefoontaps en observaties, ook in delicate en uiterst gevoelige zaken, soms zelfs ten behoeve van de staatsveiligheid.

Nationaal register mist iedere geloofwaardigheid

Het is duidelijk dat een register met vertalers en tolken, die zijn opgenomen zonder dat ze aan een veiligheidsverificatie werden onderworpen, waarin ook politieambtenaren en advocaten zitten (en die zelfs niet kunnen worden gedetecteerd!), iedere geloofwaardigheid mist. Ook al is het register net om die reden opgericht.

Het nationaal register sluit geen beroepscategorieën uit. Daardoor kan bijvoorbeeld een politieambtenaar of een advocaat zijn functie combineren met een opdracht als tolk Het hoeft geen betoog dat indien een politieambtenaar optreedt als beëdigd tolk of vertaler, dit een probleem kan stellen met betrekking tot het beroepsgeheim. Hij/zij kan bij een opdracht vertrouwelijke informatie te horen krijgen die een verdachte bijvoorbeeld enkel met zijn of haar advocaat wil delen, voor het opbouwen van de verdediging. Indien een als gerechtstolk optredende politieambtenaar zoiets hoort, is hij of zij als politieambtenaar verplicht daar achteraf proces-verbaal van op te stellen en de deontologische code als beëdigd vertaler-tolk te schenden. Daarnaast kan het uitoefenen van een bijbetrekking als beëdigd vertaler of tolk tekortkomingen aan de beroepsplichten als politieambtenaar tot gevolg hebben.

In buurlanden als Frankrijk en Nederland is een cumul tussen deze twee beroepscategorieën en een opdracht als tolk of vertaler voor het gerecht wel verboden. Zelfs een poetsvrouw die werkt voor de politie en occasioneel bijklust als tolk voor een politieverhoor, kan in Frankrijk aanleiding geven tot wraking op basis van betwistbare objectiviteit (1).

Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon bevestigde in zijn antwoord op een parlementaire vraag van Stefaan Van Hecke (Groen) dat de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader in principe onverenigbaar is met de uitoefening van een bijkomende activiteit als beëdigd tolk (2). Er kunnen echter individuele afwijkingen op dit verbod worden toegestaan, binnen het raam van de richtlijnen bepaald in ministeriële omzendbrieven indien de bijkomende activiteit “het belang van de dienst niet schaadt, noch afbreuk doet aan de waardigheid van de status van personeelslid.” Die toegekende afwijkingen dateren echter meestal van vóór de invoering van een deontologische code voor beëdigd vertalers en tolken (pas in voege sinds 10 juni 2017).

Gezien de taak van de beëdigde tolken in gerechtszaken nauw verweven is met de politionele taken in gerechtszaken, is het overduidelijk dat de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van het optreden van de politieambtenaar bij deze cumul in het gedrang kan komen. Volgens de BBVT kan enkel een duidelijk en algemeen verbod op een cumulatie tussen al wie tijdens zijn beroepsactiviteit in aanraking komt met het gerecht en een opname in het nationaal register, enige geloofwaardigheid bieden in deze kwestie.

(1)
http://www.varmatin.com/justice/au-commissariat-la-femme-de-menage-servait-aussi-dinterprete-la-procedure-est-annulee-pour-trois-prevenus-163579

(2)
http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=54&dossierID=54-B116-900-2093-2016201715566.xml

Lees ook hier: 

https://www.jubel.be/opname-in-register-is-een-lachertje-gerechtstolken-en-vertalers-niet-onderworpen-aan-screening/

Gepubliceerd op
29/03/2018
Sociale media
Copyright 2024 BBVT