Advies over de principes die moeten toegepast worden op de prestaties van de beëdigde vertalers/tolken
Advies over de principes die moeten toegepast worden op de prestaties van de beëdigde vertalers/tolken, 11 oktober 2017, Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO (HRZKMO)
N Beëdigde vertalers A Brussel, 11 oktober 2017
MH/SL/AS
773-2017
ADVIES
over
DE PRINCIPES DIE MOETEN TOEGEPAST WORDEN OP DE PRESTATIES VAN DE BEËDIGDE VERTALERS/TOLKEN
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO
North Gate II (4e verd.) - Koning Albert II-laan 16 - 1000 Brussel
Tel.: 02 277 90 15 - cs.hr@economie.fgov.be - www.hrzkmo.fgov.be
Na bespreking binnen sectorcommissie nr. 15 - Andere vrije en intellectuele beroepen – en in samenwerking met de betrokken beroepsorganisaties heeft de algemene vergadering van de Hoge Raad op 11 oktober 2017 onderstaand advies uitgebracht.
STANDPUNTEN
A. Honoraria
1. Indexering
In het kader van deze problematiek heeft de Hoge Raad tijdens de besprekingen van het begrotingsconclaaf een schrijven gericht aan de Minister van Justitie, K. Geens. Naast de bezwaren die hij heeft aangaande de betalingswijze van de beëdigde vertalers/tolken, die reeds ter sprake gebracht werden in een eerder advies1 en hieronder nog verder zullen uitgewerkt worden, meent de Hoge Raad immers dat de indexering van de vergoedingen van de prestaties van de beëdigde vertalers/tolken een eerste stap in de goede richting zou zijn. Bovendien is deze indexering wettelijk voorzien door artikel 148 van het Algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
De Hoge Raad dringt er op aan dat deze indexering effectief toegepast zou worden, zeker sinds de toepassing van de nieuwe tarieven die de beëdigde vertalers/tolken er in bepaalde gevallen toe brengen onder de kostprijs te werken, wat volstrekt onaanvaardbaar is. Men mag inderdaad niet uit het oog verliezen dat de voorwaarden om beëdigd vertaler/tolk te worden aanzienlijk en niet voor iedereen toegankelijk zijn. De Hoge Raad is hier voorstander van, om de kwaliteit van het tolk-/vertaalwerk te verzekeren en uitgaande van de rechten van de burgers. Het naleven van die voorwaarden brengt dus een kostprijs en een persoonlijke investering met zich mee voor de beroepsbeoefenaars uit de sector.
Men mag ook niet vergeten dat de beëdigde vertalers/tolken in veruit de meeste gevallen zelfstandigen zijn en dat het belangrijk is dat deze personen in hun levensonderhoud kunnen voorzien door het uitoefenen van hun beroepsactiviteit met respect voor de regels.
2. Betaling in functie van de budgettaire mogelijkheden
Sinds de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot vaststelling van het tarief voor prestaties van vertalers en tolken in strafzaken op vordering van de gerechtelijke overheden, wordt de kostenstaat van de beëdigde vertalers/tolken maandelijks opgesteld. Het is echter ook gebruikelijk dat de betalingen uitgevoerd worden in functie van de budgettaire mogelijkheden, wat inhoudt dat de dienstverleners vaak onderworpen zijn aan lange wachtperiodes vooraleer hun facturen voldaan worden.
Zoals aangegeven werd in een vorig advies2, kan de Hoge Raad deze praktijk, die deze partijen (of hun bedrijf) in de problemen brengt, niet aanvaarden. Er moet onderlijnd worden dat veel vertalers/tolken quasi voltijds voor het gerecht werken. De impact van de niet-betaling is voor hen dan ook nog schadelijker dan voor andere dienstverleners.
Om deze reden brengt de Hoge Raad in herinnering dat hij het elementair acht dat de overheidsdiensten, vooraleer zij beroep doen op dienstverleners, op voorhand de nodige middelen in hun begroting voorzien om de gevraagde diensten te kunnen betalen. Situaties waarbij gewacht moet worden op de volgende begroting alvorens de overheid in staat is om de dienstverleners uit te betalen, dienen absoluut vermeden te worden. Het is onaanvaardbaar dat men gebruik maakt van “een gesloten begrotingsenveloppe” terwijl er gebruik wordt gemaakt van een “open” begroting in geval van gerechtszaken waarbij beroep wordt gedaan op deskundigen of beëdigde vertalers/tolken.
Volgens de Hoge Raad kan er een vrij eenvoudige piste gevolgd worden, namelijk het gebruik van de mogelijkheid tot afwijking waarover de Inspecteur van Financiën beschikt en die hem toelaat de provisie voor de eerste drie kwartalen van het jaar in één keer vrij te maken, in plaats van te moeten wachten tot juni om het tweede trimester vrij te maken, zoals in de praktijk vaak het geval is. Een dergelijke benadering zou meer ademruimte geven en de betalingen correcter verspreiden over het jaar.
De punten die de Hoge Raad hierna behandelt, hebben betrekking op het nieuwe koninklijk besluit van 22 december 2016 tot vaststelling van het tarief voor prestaties van vertalers en tolken in strafzaken op vordering van de gerechtelijke overheden, alsook in tweede instantie op het kwaliteitshandboek dat door de FOD Justitie opgesteld wordt, met de prijzenswaardige bedoeling de interpretatie van de beschikkingen van het koninklijk besluit, dat niet door alle rechterlijke instanties van het Koninkrijk uniform toegepast werd, te verduidelijken.
Vooraleer de verschillende aspecten te behandelen, formuleert de Hoge Raad een algemene bemerking. Het koninklijk besluit is overhaast formeel in werking getreden op 1 januari 2017, vooraleer alle bijhorende maatregelen (zoals bijvoorbeeld de prestatiefiche) rond waren. Negen maanden na de inwerkingtreding moet er vastgesteld worden dat er nog steeds veel onzekerheden en “onduidelijkheden” bestaan.
3. Betaling van de verplaatsing
Tijdens hun verplaatsingen, meer bepaald tussen twee prestaties, ontvangen de beëdigde tolken geen enkele bezoldiging. Zij ontvangen alleen de kilometervergoeding die voorzien is om de brandstofkosten en de slijtage van hun voertuig te dekken. Zij zijn in het merendeel van de gevallen echter verplicht gevolg te geven aan de vordering van de rechters en zich dus te verplaatsen van de ene rechtbank naar de andere. In dit kader moeten zij er ook voor zorgen goed op tijd aanwezig te zijn. Gezien de verkeersopstoppingen op onze wegen en meer bepaald in onze hoofdstad, kan de marge, die moet voorzien worden om perfect gevolg te geven aan de oproeping, gemeten worden in uren. Dit houdt in dat de beëdigde tolken tijdens hun dag geconfronteerd worden met verplaatsingsperiodes, waarin het onmogelijk is een andere (winstgevende) taak uit te voeren.
Op het einde van de dag, in de loop waarvan zij zich zowel om het door het gerecht vereiste tolkwerk te presteren als in het verkeer zullen moeten concentreren hebben, is het mogelijk dat zij effectief slechts enkele als prestatie betaalde uren gepresteerd hebben. Het lijkt dan ook logisch dat deze beroepsuitoefenaars zouden kunnen genieten van een vergoeding per uur voor de tijd die zij investeren in de verplaatsingen die hun opgelegd worden door hun opdrachten en waarin zij geen andere prestaties kunnen uitvoeren, zelfs niet voor een private opdrachtgever.
De Hoge Raad pleit er dus voor dat de beëdigde tolken naast de kilometervergoeding ook zouden kunnen genieten van een vergoeding per uur voor de tijd die gespendeerd wordt voor de verplaatsing tussen twee opdrachten die uitgevoerd worden op vordering van het gerecht. Hier moet ook aan toegevoegd worden dat de tolken omwille van de vordering nooit de verplaatsingsperiodes kunnen optimaliseren of de wachttijden kunnen beperken, aangezien de planning hen opgelegd wordt.
4. Tarifering
A) Vertalers
Zoals reeds werd aangegeven in het bovenvermelde advies van 2016, kan de Hoge Raad het tarief dat weerhouden wordt door het koninklijk besluit van 22 december 2016 niet onderschrijven.
De Hoge Raad is gekant tegen een tarifering per woord. Een tarief van 1 euro per lijn van 60 aanslagen is het minimum aanvaardbare tarief. Op basis van dit tarief zou een beëdigd vertaler 240 euro per dag verdienen. Wanneer zij een opdracht moeten vervullen voor de gerechtelijke instanties, kunnen de beëdigd vertalers ondertussen immers geen andere opdrachten uitvoeren voor private opdrachtgevers. Men mag bovendien niet uit het oog verliezen dat de beëdigd vertalers zelfstandigen zijn, die moeten voldoen aan alle lasten die verband houden met dat statuut. De Hoge Raad betreurt ook dat de nadruk uitsluitend op de tarifering gelegd wordt en niet op de kwaliteit van de prestaties, wat nochtans beantwoordt aan de geest van de wet van 10 april 2014.
B) Tolken
Artikels 4 en 5 van het koninklijk besluit van 22 december 2016 zijn niet duidelijk genoeg. Ten bewijze hiervan bevat het kwaliteitshandboek dat momenteel opgesteld wordt 10 volledige pagina’s voorbeelden om de berekeningswijzen die moeten toegepast worden te proberen uitleggen.
De vergoeding op basis van enkel de gepresteerde minuten en zonder minimumbedrag of afronding, die voorzien is vanaf de tweede prestatie en de daaropvolgende prestaties, is niet zinvol en motiveert de tolken niet om meerdere opeenvolgende opdrachten aan te nemen.
Hier kan ook de bemerking in verband met de vergoeding van de verplaatsingen (punt 3) herhaald worden.
Bovendien vindt de Hoge Raad de rechtsgrond voor het onderscheid tussen de prestatie en de wachttijd niet terug. De arbeidswetgeving spreekt immers over werktijd en rusttijd.
5. Nacht
Het begrip nachtwerk roept ook vragen op. Waarom 22u kiezen als beginpunt voor de nachtprestaties?
De andere wetgevingen die het begrip nachtwerk bevatten3, gaan er van uit dat de nacht begint om 20u. De Hoge Raad begrijpt de reden voor dit verschil niet en vindt er geen verantwoording voor in het Verslag aan de Koning van het koninklijk besluit van 22 december 2016.
Bovendien zijn de regels die van toepassing zijn op de pro-Deoadvocaten, wiens soort prestaties en omstandigheden van de prestaties dicht aanleunen bij die van de beëdigde vertalers/tolken, verschillend en veel voordeliger voor hen. Punt 20 van de bijlage met de nomenclatuur van de punten voor welbepaalde prestaties in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand bepaalt immers dat “de nacht loopt van 19 uur tot 7 uur.”4
De Hoge Raad pleit er bijgevolg voor dat het nachtbegrip voor de prestaties van de beëdigde vertalers/tolken om 19u zou beginnen, naar analogie met het systeem dat van toepassing is op de pro-Deoadvocaten. Indien de Hoge Raad hierin niet zou gevolgd worden, is hij van mening dat minstens de prestaties die uitgevoerd worden vanaf 20u beschouwd moeten worden als nachtwerk, naar analogie met de andere regelgeving hierover.
6. Boete
Een ander disproportioneel aspect is volgens de Hoge Raad de boete die de vertaler/tolk opgelegd kan worden indien de prestatie geweigerd wordt. Op strafrechtelijk vlak wordt er een boete van 50 tot 500 euro voorzien voor de beëdigde vertaler/tolk die de opdracht weigert zonder de overmacht of een ernstige reden aan te tonen die hem ontslaat van zijn opdracht. Deze verplichting is opgenomen in artikel 3, in fine, van de Programmawet (II) van 27 december 2006, waarop alle regelgeving in verband met de gerechtskosten berust.
Indien Justitie van de beëdigde vertalers en tolken verwacht dat zij voorrang geven aan opdrachten voor Justitie en constant inzetbaar zijn, meent de Hoge Raad bovendien dat het aan de overheid is om er over te waken dat hen een correcte vergoeding toegekend wordt voor hun diensten en ook om beschikbaarheidshonoraria te voorzien binnen een systeem van wachtdiensten ’s nachts en in het weekend, georganiseerd zoals voor de artsen.
Aangaande al deze punten benadrukt de Hoge Raad het belang dat moet gehecht worden aan de kwaliteit van de prestaties van de beëdigd vertalers en tolken. In geval van een benadering of een vergissing kan dit een reëel gevaar betekenen voor de rechtszoekende of voor het geheel van de rechterlijke organisatie. Artikel 5, 1 van de richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures schrijft voor dat de lidstaten concrete maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de verstrekte vertolking en vertaling voldoen aan de
kwaliteitsvereisten die nodig zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen.
In het licht van alle eisen die worden gesteld aan de beëdigde vertalers/tolken, vestigt de Hoge Raad de aandacht op de problematiek van de wetgeving over de aard van de arbeidsrelaties. Deze wet legt immers de criteria vast om te bepalen of de prestatie uitgevoerd wordt als zelfstandige of als loontrekkende, en dit om schijnzelfstandigheid te bestrijden.
De algemene criteria zijn de wil der partijen, de vrijheid van organisatie van de werktijd, de vrijheid van organisatie van het werk en de onderworpenheid aan een hiërarchische controle.
Er kan vastgesteld worden dat de beëdigde vertalers/tolken in het kader van hun gerechtelijke opdrachten bijna beschouwd zouden kunnen worden als schijnzelfstandigen, want zij kunnen noch de organisatie van hun werktijd of werk, noch de tarieven die hen opgelegd worden, bepalen. Hoewel het niet gaat om ondergeschiktheid in de strikte betekenis van het woord, zijn de beëdigde vertalers/tolken in het kader van die opdrachten bovendien onderworpen aan de autoriteit van de rechter die hen gevorderd heeft en die de zitting waarop de prestaties uitgevoerd worden, leidt.
De verschillende hierboven ter sprake gebrachte aspecten tonen hoe weinig aantrekkelijk het statuut van beëdigd vertaler/tolk nog is. Hierdoor beginnen de rechtbanken geconfronteerd te worden met een schaarste, want ze slagen er niet altijd in de tolk te vinden die ze nodig hebben, zelfs voor de minder exotische talen. Zij zijn soms gedwongen deze opdrachten uit te besteden en beroep te doen op vertaalbureaus die niet de tarieven hanteren die van toepassing zijn op de tolken/vertalers in strafzaken. Dit brengt aantoonbare bijkomende kosten met zich mee voor de overheid en ook de niet-nakoming van de (geest van) de wet.
Gelet op al deze argumenten hoopt de Hoge Raad de bevoegde overheden bewust gemaakt te hebben van de problematiek en zijn gevolgen. Hij hoopt op een snelle en doelmatige aanpak ervan.
B. Centralisering van de bekrachtiging van de handtekening
De bekrachtiging van de handtekening door de beëdigde vertalers vraagt vaak tamelijk complexe verplaatsingen en procedures.
Gezien het belang van de documenten en de rechten en verplichtingen die er uit voortvloeien, begrijpt en onderschrijft de Hoge Raad de noodzakelijkheid van formaliteiten die garanderen dat de prestatie wel degelijk geleverd werd door een bekwaam en beëdigd beroepsbeoefenaar.
De Hoge Raad is echter van mening dat een vereenvoudiging van de legalisatieprocedure gerealiseerd zou kunnen worden door aan elke beëdigd vertaler die opgenomen is in het nationaal register een stempel toe te kennen met daarop zijn identificatienummer, evenals de periode (6 jaar) waarvoor hij toegelaten wordt tot het nationaal register, inclusief vermelding van einddatum op de stempel. Met deze persoonlijke stempel en zijn handtekening zal de beëdigd vertaler de door hem gemaakte vertaling “legaliseren”, “officialiseren”. De stempel biedt aan de afnemer van de vertaling een garantie dat de vertaler opgenomen is in het nationaal register en dus per definitie ook beëdigd is.
Voor buitenlandse diensten wordt het zo ook veel eenvoudiger om een beëdigde vertaling te onderscheiden, aangezien zij de ingewikkelde en per arrondissement verschillende legalisatieformules in het Nederlands of het Frans niet goed begrijpen. Hierdoor worden vertalingen in het buitenland vaak geweigerd.
Dit zou een win-win situatie betekenen voor alle partijen, zowel voor de beëdigd vertaler, die geen onnodige en tijdrovende verplaatsingen meer moet doen naar de griffie (en die bijgevolg meer ter beschikking kan zijn van Justitie), als voor het overbevraagd griffiepersoneel dat niet langer tienduizenden vertalingen per jaar zou moeten legaliseren, wat toch een zware belasting voor de administratie betekent.
De Hoge Raad meent echter dat er in het digitale tijdperk een gecentraliseerde en beveiligde databank met de handtekeningen van de gekwalificeerde beroepsbeoefenaars in werking gesteld zou moeten worden. Deze zou de rechtszekerheid van alle partijen verzekeren en een kostbare tijdswinst mogelijk maken voor alle actoren. Met zou er zich echter wel met bijzondere aandacht van moeten verzekeren dat het ingevoerde systeem voldoende bescherming van de handtekeningen tegen misbruik (hacking, vervalsing, enz.) biedt.
BESLUIT
De Hoge Raad vraagt dat er meer aandacht besteed zou worden aan de vergoeding van de prestaties van de beëdigde vertalers/tolken en dat de principes die in dit advies vermeld worden erop toegepast zouden worden.
___________
1 Advies van 27 april 2016 over de vergoeding van de beëdigde vertalers en tolken
2 Advies van 29 april 2015 over de betalingsachterstand bij de FOD Justitie
3 Arbeidswet van 16 maart 1971; Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.
4 Ministerieel besluit van 19 juli 2016 tot vaststelling van de nomenclatuur van de punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand.