Naar inhoud

Afschaffing btw-voorschotten

Vanaf 1 april 2017 moeten de btw-kwartaalaangevers geen kwartaalvoorschotten meer betalen. Enkel het decembervoorschot, verschuldigd op de handelingen van het vierde kwartaal, blijft verplicht en moet ten laatste op 22 december 2017 worden betaald

Het KB van 16 februari 2017 (publicatie Staatsblad 23 februari 2017) wijzigt het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft de betaling van voorschotten door een belastingplichtige die kwartaalaangiften indient.

Momenteel, wanneer een belastingplichtige kiest om een btw-kwartaalaangifte in te dienen, moet hij overeenkomstig artikel 19, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1, uiterlijk de twintigste van de tweede en de derde maand van ieder kalenderkwartaal een voorschot voldoen op de belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit die aangifte.

In het kader van een nog meer efficiënte administratieve vereenvoudiging ten aanzien van de btw-regelgeving wat deze problematiek betreft, heeft het onderhavig ontwerp tot doel de betaling van de voorschotten tijdens het kwartaal op te heffen. (artikel 1 van het ontwerp).

Decembervoorschot

Evenwel, om alle belastingplichtigen die periodieke btw-aangiften indienen op een billijke wijze te behandelen, voegt artikel 2 van dit ontwerp in artikel 19, § 1, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1, de verplichting in voor de belastingplichtige die kwartaalaangiften indient om uiterlijk op 24 december een voorschot te betalen.

Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan de belasting verschuldigd voor de handelingen die de belastingplichtige vanaf 1 oktober tot en met 20 december van het lopende kalenderjaar heeft verricht. Dit voorschot wordt opgenomen in rooster 91 van de periodieke aangifte met betrekking tot de handelingen van het vierde kwartaal. Als op 20 december van dat jaar het saldo van de aftrekbare belasting gelijk of groter is dan het saldo van de verschuldigde belasting, moet geen voorschot worden betaald.

De belastingplichtige moet in dat geval, op ieder verzoek van de ambtenaren belast met de controle van de belasting over de toegevoegde waarde, de gegevens kunnen meedelen die als grondslag hebben gediend voor de berekening van het voorschot.

Als het bedrag van dat voorschot niet wordt vermeld in de periodieke aangifte met betrekking tot de handelingen van het vierde kwartaal van het lopende jaar, of als de bedoelde gegevens niet kunnen worden meegedeeld, is het bedrag van het voorschot gelijk aan de belasting die verschuldigd is voor de handelingen van het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar, met andere woorden, het saldo van de verschuldigde belasting en de aftrekbare belasting voor dat tijdvak. Het rooster 91 van de periodieke aangifte met betrekking tot de handelingen van het vierde kwartaal van datzelfde jaar moet in dat geval niet worden ingevuld.

Dit KB treedt in werking op 1 april 2017.

Copyright 2024 BBVT